De stand van de Begroting 2025 samen met alle mutaties zoals opgenomen in deze Perspectiefnota 2026 leidt tot het volgende voorlopige meerjarenbeeld:
Bedragen × € 1.000 | ||||||
Financiele opgave | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 | |
Eindsaldo Begroting 2025 | € 130 | € -18.630 | € -19.970 | € -20.880 | € -18.710 | |
1. Septembercirculaire 2024 | € -100 | € 2.780 | € 2.520 | € 1.890 | € 1.390 | |
Startpositie meerjarenraming 2025-2029 | € 30 | € -15.850 | € -17.450 | € -18.990 | € -17.320 | |
2. Ontwikkelingen opgenomen in PPN26 | € 1.305 | € 1.825 | € 180 | € -850 | € -750 | |
3. Tekort op indexaties 2026 (structureel) | € - | € -2.480 | € -2.050 | € -2.010 | € -2.010 | |
4. Aanvullend tekort indexaties na 2026 (€ 1 mln. cumulatief) | € - | € - | € -1.000 | € -2.000 | € -3.000 | |
5. Effect Voorjaarsnota Rijk | € 4.900 | € 13.700 | € 13.700 | € 6.900 | € 7.450 | |
6. Compensatie Jeugd voorgaande jaren | pm | € - | € - | € - | € - | |
7. Dekking uit Ombuigingen | € - | € 4.425 | € 9.880 | € 13.090 | € 15.195 | |
8. Storting in reserve Sociaal fonds | € - | € - | € -330 | € -670 | € -1.000 | |
9. Inzet reserve Op weg naar ombuigingen | € - | € - | € - | € 3.550 | € - | |
10. Verhoging OZB-tarieven | € - | € - | € 490 | € 980 | € 1.470 | |
11. Aanvullen ratio naar 1,0 (storting in RG i.v.m. risico's Grondbedrijf) | € -2.485 | € -1.620 | € -3.420 | € - | € - | |
12a. Aanvullen Reserve Grondbedrijf (RG) i.v.m. risico's Maasterras | € -47.500 | € - | € - | € - | € - | |
12b. Dekking vrijval reserve Afschrijving | € 43.750 | € - | € - | € - | € - | |
Financieel perspectief na Ontwikkelingen | € - | € - | € - | € - | € 35 | |
Sluitend | Sluitend | Sluitend | Sluitend | Voordelig |
De categorieën 2 t/m 12 worden hieronder toegelicht.
2. Ontwikkelingen
Bij elke perspectiefnota zijn er meerdere ontwikkelingen te verwerken waar nagenoeg geen of maar beperkte afwegingsruimte in zit. Er heeft zich dan een omstandigheid voorgedaan die je na het besluit niet meer kunt beïnvloeden, maar nog enkel kunt verwerken. Ook dit jaar zijn er meerdere van deze ontwikkelingen. Deze ontwikkelingen zijn onder de begrotingsprogramma's inzichtelijk gemaakt.
De categorieën 3 tot en met 12 zijn ook als ontwikkeling opgenomen onder de begrotingsprogramma's maar vanwege de omvang en relevantie lichten we deze hier nader toe.
3. Tekort op indexaties en 4. Cumulatief tekort Bbp systematiek Rijk
De jaarlijkse groei van het gemeentefonds, het ‘accres’, is vanaf 2024 niet meer gekoppeld aan de ontwikkeling van de rijksuitgaven, maar aan de ontwikkeling van de economie (het bruto binnenlands product; bbp). Zo zou een stabielere groei worden bewerkstelligd ten opzichte van de oude systematiek.
De normering wordt gesplitst in een volumedeel en een prijsdeel. De vergoeding voor het volumedeel wordt gebaseerd op een 8-jaars historisch gemiddelde van het bbp. De vergoeding voor het prijsdeel is gebaseerd op de prijsontwikkeling (inflatie) van het bbp van het lopende jaar. Het prijsdeel wenden we aan om de kosten van loon- en prijsstijgingen op te vangen. Nu loopt de prijsontwikkeling van het bbp echter achter bij de gemiddelde inflatie waar we mee geconfronteerd worden. Dit is met name voelbaar bij hogere zorgkosten en kosten samenhangend met infrastructuur (uitbreiding, beheer, vernieuwing, renovatie en onderhoud). Voor 2026 levert dit een structureel tekort op van € 2,5 miljoen aflopend naar € 2,0 miljoen in 2029.
Volgend jaar (bij de Perspectiefnota 2027) speelt deze ontwikkeling opnieuw. Huidige inschatting is dat we vanaf 2027 jaarlijks € 1 miljoen tekort gaan komen. Om dit ook in de toekomst te kunnen opvangen (duurzaam financieel beleid) is een stelpost toegevoegd die trapsgewijs doorwerkt met een bedrag van € 1 miljoen per jaar.
5. Effect Voorjaarsnota Rijk
Het Rijk heeft in de Voorjaarsnota aangegeven gemeenten te gaan compenseren voor gestegen kosten in de jeugdzorg en de forse bezuiniging vanuit de hervormingsagenda jeugd (HAJ). De compensatie is:
- Structureel zo’n € 3,5 miljoen per jaar voor bestaande tekorten in de jeugdzorg. Dit bedrag is gebaseerd op 50% van de landelijke tekorten (cie van Ark). Omdat gemeenten ook te weinig hebben gedaan om de tekorten op te lossen en de HAJ uit te voeren, wordt slechts de helft van het tekort gecompenseerd;
- Structureel zo’n € 7 miljoen per jaar als gevolg van een hogere uitkeringsfactor gemeentefonds. De belangrijkste reden hiervoor is het herstellen van het accres, dat door de korting HAJ te laag is geweest. Het Rijk geeft nu alsnog het gemiste accres terug. Hiernaast zitten er nog enkele kleinere effecten in de uitkeringsfactor;
- Voor 2026 en 2027 wordt incidenteel het resterende bedrag van de taakstelling HAJ aan gemeenten teruggegeven. Voor Dordrecht is dat ongeveer € 3,5 miljoen per jaar. Hiermee is de korting HAJ tijdelijk geschrapt en hebben gemeenten in de jaren 2026 en 2027 de gekorte begrotingsruimte terug;
- Vanaf 2028 vervalt deze incidentele bijdrage én worden extra maatregelen ingevoerd. Er wordt een eigen bijdrage in de jeugdzorg ingevoerd en de trajectduur wordt verkort, wat samen € 2,5 miljoen per jaar moet opleveren. Wij gaan ervan uit dat dit leidt tot een daadwerkelijke daling van de kosten en dus een neutraal effect heeft op de Dordtse Begroting. Het is een verantwoordelijkheid van het Rijk die de Wet moet aanpassen. Mocht dit niet (tijdig) lukken gaan wij ervan uit dat het Rijk deze korting alsnog terugdraait. Daarnaast indexeert het Rijk de oorspronkelijke taakstelling van de HAJ naar prijspeil 2028, waardoor de taakstelling met € 3,5 miljoen per jaar toeneemt.
Het uiteindelijke effect van de Voorjaarsnota Rijk bedraagt in 2025 € 4,9 miljoen, in 2026 en 2027 € 13,7 miljoen, in 2028 € 6,9 miljoen en in 2029 en verder € 7,45 miljoen.
6. Compensatie Jeugd voorgaande jaren
Het kabinet heeft nog geen middelen ter beschikking gesteld voor de compensatie van de extra jeugdkosten van voorgaande jaren (2023/2024), zoals opgenomen in het rapport van de commissie Van Ark. Het kabinet heeft aangegeven dat ze hier nog tijd voor nodig heeft en pas in augustus van dit jaar hierover conclusies kan trekken.
7. Dekking uit Ombuigingen
Om het begrotingstekort in 2029 op te vangen, stelt het college een pakket aan ombuigingsmaatregelen voor. Over het proces dat we daartoe hebben gevolgd, is een afzonderlijke raadsinformatiebrief opgesteld.
In bovenstaande financiële tabel is het totaalbedrag van de voorgestelde ombuigingsmaatregelen opgenomen. Hierna worden bij de programma's de specifieke maatregelen weergegeven inclusief een korte toelichting.
Daarnaast zijn bij de perspectiefnota vier bijlagen opgenomen waarmee een overzicht wordt gegeven hoe met de maatregelen uit de ambtelijke inventarisatie is omgegaan:
- Bijlage 1: Maatregelen die zijn opgenomen in de Perspectiefnota;
- Bijlage 2: Maatregelen die in beginsel zouden kunnen worden ingevoerd, maar die of nog niet nodig zijn, of waarop nog nader onderzoek nodig is;
- Bijlage 3: Maatregelen die we niet willen opnemen of die zijn vervangen door aangepaste voorstellen;
- Bijlage 4: Een overzicht waarin we de mutaties zichtbaar maken tussen de ambtelijke inventarisatie van februari en de nu voorliggende lijsten.
8. Storting in reserve Sociaal fonds
Te veel mensen doen een beroep op professionele zorg waar dat niet per se hoeft. Door deze mensen met lichtere ondersteuning of via maatschappelijke organisaties te helpen, dalen de kosten en is professionele hulp beter beschikbaar en betaalbaar waar dat echt nodig is. Van wie het kan betalen, vragen we vaker een bijdrage. Bijvoorbeeld voor huishoudelijke hulp of scootmobielen. Met een deel van de besparingen creëert het college een reserve Sociaal Fonds van (op termijn) € 1 miljoen. Dat geeft structureel ruimte om inwoners in kwetsbare posities te blijven ondersteunen. De manier waarop we deze reserve inzetten, wordt in 2026 verder uitgewerkt.
9. Inzet reserve Op weg naar ombuigingen
De ombuigingen die het college voorstelt zijn voldoende om het tekort in 2029 op te vangen. In 2028 resteert echter een tekort in het meerjarenperspectief van € 3,55 miljoen. Om dit tekort op te vangen, zetten we een deel van de bestemmingsreserve 'Op weg naar ombuigingen' in die voor dit doel is ingesteld bij de vaststelling van de Begroting 2025. Het overige deel van deze reserve houden we beschikbaar om in te zetten voor de overige doelstellingen van deze reserve, indien dit nodig blijkt gedurende de komende jaren.
10. Verhogen OZB-tarieven
Als onderdeel van de invulling van de ombuigingsopgave wordt de onroerende zaakbelasting (OZB) vanaf 2027 stapsgewijs verhoogd. Jaarlijks gaat het om 1,33% bovenop de reguliere indexering. Hierdoor stijgt de OZB-opbrengst in 2029 dus met 4% bovenop de reguliere indexering.
11. Aanvullen ratio naar 1,0 (storting in RG i.v.m. risico's Grondbedrijf)
De omvang van de Reserve Grondbedrijf bedraagt ultimo 2024 € 2,0 miljoen en is, zoals ook al bij de Begroting 2025 werd geconstateerd, op korte termijn kwetsbaar en niet op het niveau dat past bij de ontwikkelopgave die de stad heeft. Derhalve willen wij de reserve de komende jaren meer in lijn brengen met het bijbehorende risicoprofiel van het Grondbedrijf. Een eerste stap hierin is om het restant van de verwachte resultaten 2025 t/m 2027 ter hoogte van € 2,5 miljoen, € 1,6 miljoen en € 3,4 miljoen toe te voegen aan de Reserve Grondbedrijf. Omdat de Reserve Grondbedrijf samen met de Algemene Reserve van de stad de weerstandsratio bepalen, brengen we hiermee ook de weerstandsratio naar de minimaal vereiste waarde van 1,0.
12ab. Aanvullen Reserve Grondbedrijf
De start van een grootschalige nieuwe gebiedsontwikkeling (project Maasterras) brengt nieuwe risico’s met zich mee en vraagt derhalve om daar ook de Reserve Grondbedrijf op aan te passen. De risico's vanuit project Maasterras bedragen € 47,5 miljoen. We kunnen hiervoor dekking vinden door de Reserve Grondbedrijf met € 43,75 miljoen aan te vullen vanuit vrijval van de reserve Afschrijving.
Vrijval reserve Afschrijving
Zoals in de inleiding van de perspectiefnota genoemd, nemen we de structurele onderuitputting van het BTW Compensatiefonds (inkomst) voor een deel op in de begroting en zetten we deze middelen structureel in ter vervanging van de jaarlijkse bijdrage uit de reserve Afschrijving. Onder het programma Financiën van Dordrecht geven we een uitvoerige uitleg van deze keuze die ons minder afhankelijk maakt van de inzet vanuit reserves.
Door deze vrijkomende middelen uit de reserve Afschrijving (€ 43,75 miljoen) toe te voegen aan de Reserve Grondbedrijf, kunnen de risico’s van het project Maasterras voor een belangrijk deel worden afgedekt. Het risicoprofiel Maasterras bedraagt € 47,5 miljoen. Het restant van de risicoafdekking (€ 3,75 miljoen) vindt plaats vanuit de verwachte positieve resultaten van het begrotingssaldo 2025 t/m 2027 (zie hiervoor categorie 12).
Zodra risico’s binnen het project Maasterras vervallen of een lagere inschatting krijgen, dan kunnen deze gereserveerde middelen anders worden ingezet.